skip to Main Content

Geachte heer Van Veen / Beste Herman,

 

Vanavond ben ik naar je komen kijken in een concertzaal in Utrecht. Ik zat in vak A, rij 10, stoel 8. Naast me zat mijn vriendin. Heb je haar ook nog gezien? Je zong nog over haar: Anne. Prachtig, bedankt.

Daar stond je, 71 jaar oud, te rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer door te gaan. Ik dacht eigenlijk Herman, dat mensen met jouw leeftijd alleen konden klagen over eenzaamheid en het lichaam dat slechter en slechter wordt. Over hoe weinig de kinderen nog op bezoek komen en de gemaximeerde tijd van 10 minuten voor een hulpverlener om een steunkous aan te helpen trekken. Maar jij niet. Volgens mij hou jij niet van klagen. En niet van steunkousen.

Alsof je er mee danste vertelde je over het feit dat jouw pianist, waarmee je 52 jaar hebt samengewerkt, je twee jaar geleden heeft verlaten. Je bent er verdrietig om, dat dacht ik te zien, maar het lijkt ook goed zo. Je vertelde me dat het leven in al zijn facetten doorgaat. Zoals de wind die waait, de regen die valt en de vrouw die haar baby de borst geeft. Dat het doorgaande leven zich wel redt, maar dat degene die is heengegaan, daadwerkelijk de achterblijver is.

Je lijkt blij met de jaren die je gegeven zijn. Alsof je met alles wat je meemaakt door wilt, de toekomst in. Je lijkt je niet op te winden over veranderingen en nieuwigheden, maar bent ook trots op wat je hebt meegemaakt. Vol bravoure legde je de jeugd in de zaal uit wat een telegram is. Ook al heb ik er nooit een gehad in mijn leven, ik wist wel wat het was. Al moet ik wel zeggen dat jouw uitleg het wat verduidelijkte: ‘Een telegram is een e-mail op de fiets.’ Ook dank daarvoor.

Herman, als ik 71 jaar oud ben en jij 113, zullen we dan nog eens zo’n avondje doen? Ik hoop dat je dan wat van jou in mij ziet. Mocht je tegen die tijd wat hulp nodig hebben bij je steunkousen, dan help ik je graag.

Back To Top